Waarom en hoe krijgen boeren inkomenssteun?
De Europese Unie verleent boeren inkomenssteun in de vorm van “rechtstreekse betalingen” om:
- als vangnet te dienen en de landbouw rendabeler te maken;
- te zorgen dat er in Europa voldoende voedsel is;
- hen te helpen veilig, gezond en betaalbaar voedsel te produceren;
- hen te belonen voor zaken waarvoor de markt hen niet betaalt, maar die wel het algemeen belang dienen, zoals de zorg voor landschap en milieu.
Boeren krijgen meestal inkomenssteun op basis van de bedrijfsomvang in hectares. Alle EU-landen moeten een basisbetaling, een vergroeningspremie (als beloning voor duurzame landbouwmethoden) en een premie voor jonge landbouwers geven. Dit zijn verplichte betalingen voor alle EU-landen.
Daarnaast mogen EU-landen ervoor kiezen om voor specifieke landbouwsectoren of -types nog andere betalingen aan te bieden. Zo zijn er speciale steunregelingen voor kleine en middelgrote landbouwbedrijven, jonge boeren, boeren in gebieden met natuurlijke beperkingen en voor sectoren die in moeilijkheden verkeren.
Nieuw GLB: 2023-2027
In juni 2021 is na uitgebreide onderhandelingen tussen het Europees Parlement, de Raad van de EU en de Europese Commissie overeenstemming bereikt over de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Dat akkoord is op 2 december 2021 formeel goedgekeurd en het nieuwe GLB gaat op 1 januari 2023 van start.
Met het nieuwe GLB verandert het bestaande stelsel van inkomenssteun. De financiële steun voor boeren en werknemers in de EU wordt eerlijker verdeeld. Conform de GLB-overgangsverordening blijven de huidige inkomensondersteunende maatregelen tot 2023 bestaan.
Zie ook:
Andere vrijwillige steunregelingen
Brochure “Het GLB: Rechtstreekse betalingen aan landbouwers 2015-20”
Alleen steun bij naleving van de regels
De EU koppelt het grootste deel van de inkomenssteun voor boeren aan twee hoofdcriteria:
- het aantal verbouwde hectares, niet de geproduceerde hoeveelheden. Boeren moeten inspelen op de vraag om meer winst te maken. Door de betalingen niet meer aan de productie te koppelen, worden “voedselbergen” zoals aan het eind van de jaren 1970 en 1980 voorkomen;
- respect voor het milieu, de gezondheid van planten en de gezondheid en het welzijn van dieren, wat bijdraagt tot duurzame landbouw. Dit wordt het “randvoorwaardensysteem” genoemd. Voldoen de boeren niet aan de EU-regels, dan kunnen hun betalingen worden verlaagd of helemaal worden stopgezet.
Zie ook:
Waarom eigenlijk inkomenssteun?
Het gemiddelde boereninkomen blijft duidelijk achter bij de gemiddelde inkomens in de rest van de EU-economie.
Een boerderij runnen is een riskante en vaak ook kostbare zaak. De landbouw is sterker afhankelijk van weer en klimaat dan andere sectoren. Boeren kunnen niet onmiddellijk inspelen op veranderingen in de vraag van de consument. Het verbouwen van meer tarwe of het produceren van meer melk gaat niet van de ene dag op de andere en vraagt grote investeringen.
De boeren in de EU staan onder druk van de groeiende wereldhandel in voedingsproducten en de liberalisering van de handel. De ontwikkelingen op de wereldmarkten vergroten de concurrentie, maar creëren ook nieuwe kansen voor de Europese agrovoedingssector. Door de globalisering en de schommelingen in vraag en aanbod fluctueren de landbouwprijzen de laatste jaren meer dan vroeger. Dat is voor boeren een groot probleem.
Die onzekerheid in de landbouw rechtvaardigt dat de overheid boeren een vangnet biedt.
De praktijk
Elk jaar moeten de boeren een steunaanvraag indienen waarin zij aangifte doen van hun landbouwareaal.
Hoewel de regels voor inkomenssteun op EU-niveau zijn vastgesteld, is de toepassing ervan op het terrein in handen van de afzonderlijke EU-landen. De nationale overheden zijn verantwoordelijk voor het beheer en de controle van de inkomenssteun aan boeren in hun eigen land (“gedeeld beheer”).
Binnen de grenzen van het rechtskader van de EU beschikt elk land over een zekere marge bij de toekenning van deze betalingen. Zo kan het rekening houden met de specifieke omstandigheden in de eigen landbouw, die van land tot land sterk kunnen verschillen. In overeenstemming met de EU-transparantieregels moeten de nationale overheden de namen publiceren van boeren die GLB-betalingen krijgen.
Zie ook:
Steunvoorwaarden
Boeren krijgen alleen inkomenssteun als ze de voorwaarden in acht nemen.
In de regel moeten boeren aan een aantal criteria voldoen:
- hun bedrijf moet in de EU gelegen zijn;
- om inkomenssteun te krijgen, moet aan bepaalde minimumeisen worden voldaan. Ze krijgen alleen steun als ze recht hebben op meer dan 100 tot 500 euro inkomenssteun (afhankelijk van het EU-land) en/of het subsidiabele areaal meer dan 0,3 tot 5 ha bedraagt;
- ze moeten aan landbouw doen (d.w.z. akkerbouw, veeteelt en dergelijke) op de landbouwgrond (waaronder akkers, blijvende teelten en blijvend grasland) waarover ze beschikken, of deze grond in goede staat houden;
- ze moeten voldoen aan de definitie van “actieve landbouwer”. Het nieuwe GLB bevat een definitie van “actieve landbouwer” die ruimte biedt voor een flexibele invulling van dit begrip (minimale landbouwactiviteit, niet-subsidiabele economische activiteiten, deeltijdboeren en boeren met aanvullende inkomstenbronnen – dit alles in samenhang met minder administratieve druk);
- in EU-landen met de basisbetalingsregeling moet een boer over betalingsrechten beschikken die recht geven op ontkoppelde inkomenssteun.
Zie ook:
EU-regels voor inkomenssteun voor boeren
Steunpercentage
Er zijn in de EU bijna 6,3 miljoen boeren die inkomenssteun ontvangen. Vaak gaat het om een aanzienlijk deel van hun totale inkomen. Gemiddeld over de laatste tien jaar bedraagt het percentage bijna 50%.
Het niveau van inkomenssteun kan van bedrijf tot bedrijf, van land tot land en van regio tot regio fors verschillen.
De EU past onder de naam “externe convergentie” een mechanisme toe dat de inkomenssteun per hectare in elk land geleidelijk naar boven of naar beneden bijstelt om zo dichter bij het EU-gemiddelde te komen.
Op dit moment betekent dit dat in EU-landen waar de gemiddelde betaling minder dan 90% van het EU-gemiddelde bedraagt, deze wordt verhoogd met een derde van het verschil tussen hun huidige percentage en 90% van het EU-gemiddelde. In landen waar de gemiddelde betaling hoger is dan het EU-gemiddelde, worden de bedragen juist naar beneden bijgesteld.
In het nieuwe GLB, dat in januari 2023 van start gaat, zullen de EU-landen waar de gemiddelde betaling minder dan 90 % van het EU-gemiddelde bedraagt, hun budget zien stijgen met maximaal de helft van het verschil tussen hun huidige percentage en 90% van het EU-gemiddelde. De betalingen bedragen ten minste 200 euro/ha in 2022 en stijgen tot 215 euro/ha in 2027.
Wat kost het?
In 2018 kostte de inkomenssteun de EU-begroting 41,74 miljard euro. De steun kwam ten laste van het budget voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
Zie ook:
Het GLB in een oogopslag: hoe het gefinancierd wordt
Rechtsgrondslag
De volgende regelgeving is van toepassing op de EU-inkomenssteun:
- inkomenssteun aan landbouwers: EU-verordening 1307/2013, gedelegeerde EU-verordening 639/2014, EU-uitvoeringsverordening 641/2014;
- beheer, financiering en monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid: EU-verordening 1306/2013, gedelegeerde EU-verordening 640/2014, EU-uitvoeringsverordening 809/2014.