Direct naar de inhoud
Agriculture and rural development

Katoen

Gedetailleerde informatie over de ontwikkeling van het EU-katoenbeleid, rechtsgrondslagen, marktsituatie en studie over de katoensector. 

Overzicht

Katoen is een akkerbouwgewas dat hoofdzakelijk voor de productie van vezels wordt gebruikt. Het zaad, dat overblijft na het ontpitten van het katoen, wordt gebruikt voor de productie van olie voor menselijke consumptie en als veevoeder.

In de EU wordt er op 320.000 hectare katoen verbouwd, verdeeld over drie landen. Griekenland is met 80% van de totale oppervlakte de grootste producent, gevolgd door Spanje (vooral Andalusië) met 20%. In Bulgarije wordt er slechts 1000 hectare katoen verbouwd.

Katoen vertegenwoordigt weliswaar minder dan 0,2% van de waarde van de Europese landbouwproductie, maar het regionaal belang ervan in Griekenland en Spanje is groot.

In 2018 werd er in de EU naar schatting 340.000 ton katoen geproduceerd, ongeveer 1% van de wereldproductie.

De invoer van ontpitte katoen is in Europa de laatste tien jaar sterk gedaald: van 870.000 ton in 2002 tot gemiddeld 130.000 ton gedurende de laatste vijf jaar. In dezelfde periode bleef de uitvoer uit de EU met rond 250.000 ton per jaar relatief stabiel.

De EU-markt is volledig open: er bestaan geen invoerrechten of exportsubsidies voor katoen.

EU-katoenbeleid

Vanaf de toetreding van Griekenland tot de toenmalige Europese Gemeenschap wordt de verbouw van katoen gesteund. Het Europees katoenbeleid is sindsdien wel verscheidene malen hervormd, voor het laatst in 2006.

De huidige regeling is gericht op een concurrerende, duurzame en marktgerichte katoensector, maar voldoet ook aan de wettelijke verplichting om "de katoenproductie te ondersteunen in de gebieden van de Gemeenschap waar zij van belang is voor de landbouweconomie".

Net zoals andere boeren hebben katoentelers recht op inkomenssteun als ze zich aan strenge eisen wat betreft milieubescherming, dierenwelzijn en voedselveiligheid houden ("cross compliance").

Daarnaast betaalt de EU voor een beperkt basisareaal per EU-land een bepaalde gewasspecifieke uitkering voor katoen. De telers krijgen die alleen als ze toegestane katoenvariëteiten verbouwen op door de overheid aangewezen akkers en katoen van een bepaalde minimumkwaliteit leveren. Deze gewasspecifieke uitkering moet voorkomen dat de productie in de katoenproducerende regio’s wordt verstoord.

Er wordt voor maximaal 302.000 hectare gekoppelde steun verleend. Van dat areaal ligt 250.000 hectare in Griekenland en 48.000 hectare in Spanje.

Om de EU-katoensector economisch levensvatbaarder te maken, is de sector in 2009 geherstructureerd. Met de nieuwe regeling kan steun worden verleend voor de ontmanteling van ontpittingsinrichtingen, investeringen in de ontpittingsindustrie, deelname van katoenboeren aan katoenkwaliteitsregelingen, enz.

De herstructureringsprogramma's van destijds met een looptijd van vier of acht jaar werden echter niet meer verlengd. Vanaf 2014 werd het budget voor de programma's met een looptijd van vier jaar bestemd voor maatregelen in het kader van de plattelandsontwikkeling. En de beschikbare middelen voor de achtjarige programma’s werden vanaf 2017 bestemd voor inkomenssteun.

Wetgeving

Op katoen zijn verschillende regelingen van toepassing, zoals EU-verordening 1307/2013 over rechtstreekse betalingen aan landbouwers.

EU-uitvoeringsverordening 2017/1185 bevat uitvoeringsbepalingen voor EU-verordening 1307/2013 en EU-verordening 1308/2013 voor wat betreft de aan de Commissie te melden informatie en documenten en de intrekking of wijziging van verschillende andere verordeningen.

Markttoezicht

De situatie op de katoenmarkt wordt over een lang tijdsbestek gemonitord. Zo wordt de ontwikkeling van de productie, de afzet en voorraden, en de EU-productie, -invoer en -uitvoer in kaart gebracht.

  • 8 NOVEMBER 2012
Cotton market situation

Studies

In juli 2014 is een evaluatie van de maatregelen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid met betrekking tot de katoensector gemaakt om het effect van de hervorming van 2006 te meten. Er werd gekeken naar alle drie de producerende landen: Griekenland, Spanje en Bulgarije.

De belangrijkste conclusies hadden betrekking op:

  • de productie van ruwe katoen
  • inkomens en regionale economie
  • de structuur van de economie
  • de productiestructuur
  • de downstreamsector
  • het milieu
  • efficiëntie, relevantie en samenhang