Wat is vrijwillige gekoppelde steun?
In het gemeenschappelijk landbouwbeleid is inkomenssteun geleidelijk “ontkoppeld” van de productie van bepaalde producten. Dit is besloten om overproductie op bepaalde gebieden tegen te gaan en te zorgen dat de boeren zich richten op de marktvraag.
In sommige situaties is gerichte steun echter gerechtvaardigd als een sector of subsector in moeilijkheden verkeert. Er is een steunregeling ontwikkeld om zulke moeilijkheden niet te laten escaleren. Dat zou uiteindelijk immers kunnen leiden tot de stopzetting van de productie en tot problemen in andere delen van de toeleveringsketen of aanverwante markten.
EU-landen mogen een beperkt deel van de inkomenssteun blijven koppelen aan bepaalde sectoren of producten. Hiervoor gelden wel diverse voorwaarden en maxima om verstoring van de markt zoveel mogelijk te voorkomen.
Nieuw GLB: 2023-27
Na uitvoerige onderhandelingen bereikten het Europees Parlement, de Raad van de EU en de Europese Commissie in juni 2021 overeenstemming over de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Het nieuwe GLB treedt op 1 januari 2023 in werking.
In het kader van het nieuwe GLB wordt het bestaande stelsel voor inkomenssteun gewijzigd. Er worden maatregelen genomen om te zorgen voor een eerlijkere verdeling van de financiële steun voor landbouwers en werknemers in de hele EU. De bestaande inkomensondersteuning wordt tot 2023 voortgezet, overeenkomstig de overgangsverordening voor het GLB.
In de praktijk
Vrijwillige gekoppelde steun is een zogenaamde productiebeperkingsregeling en moet verstoring van de vrije concurrentie op de markt zoveel mogelijk beperken.
De volgende sectoren komen in aanmerking: granen, oliehoudende zaden, eiwithoudende gewassen, zaaddragende leguminosen, vlas, hennep, rijst, noten, zetmeelaardappelen, melk en zuivelproducten, zaaizaad, schapen- en geitenvlees, rundvlees, olijfolie, zijderupsen, gedroogde voedergewassen, hop, suikerbieten, suikerriet en cichorei, groenten en fruit, en hakhout met korte omlooptijd.
Om de vrijwillige gekoppelde steun te financieren, moeten EU-landen de volgende richtsnoeren volgen:
- Landen mogen maximaal 8% van hun totale inkomensondersteunende begroting inzetten.
- Dat percentage mag onder bepaalde voorwaarden worden opgetrokken tot 13%.
- Onder strikte voorwaarden en na goedkeuring door de Europese Commissie is een percentage van meer dan 13% toegestaan.
- Bovenop dit percentage mag nog eens 2% specifiek worden ingezet voor de productie van eiwithoudende gewassen.
EU-landen mogen hun vrijwillige gekoppelde steun elk jaar op 1 augustus herzien. De nieuwe voorwaarden gelden dan vanaf het jaar daarop.
Behalve Duitsland hebben alle EU-landen de regeling tussen 2015 en 2020 toegepast.
Het budget en de betrokken sectoren varieerden sterk van land tot land.